Overwintering in een vorst- en roofdierbestendige overwinteringskuil

Een verslag van Anke Rotzler

Toen we een paar jaar geleden opnieuw gingen bouwen, kon ik eindelijk mijn wens voor een groot verblijf inclusief kas verwezenlijken. Tegelijkertijd wilde ik overschakelen van de koelkastmethode naar een natuurlijkere overwintering in een kuil. De kuilen werden gegraven in afmetingen van 1,2 x 0,6 x 0,6 en 0,6 x 0,6 x 0,6 m voor twee groepen. Omdat we in een karstgebied wonen en al op ongeveer 60 cm diepte op steen stuiten, konden we niet dieper graven. Maar omdat de kuil in de kas geïntegreerd is, is de temperatuur hier voldoende stabiel.

Er werden twee onderaan open bakken gemaakt van 8 cm dik Styrodur, onderaan afgesloten met een knaagdierbestendig gaas. Bescherming tegen roofdieren is erg belangrijk.

Als onderste laag heb ik ongeveer 8 cm grind toegevoegd voor extra drainage, en daarna aangevuld met een mengsel van tuinaarde en schildpadsubstraat. Bovenop deze bakken kwamen vlakke slaaphuizen van multiplexplaten met dezelfde afmetingen. Op de deksels werden verwarmingskabels aangelegd, en de buitenkant werd geïsoleerd met Styrodur.

Dit houdt de temperatuur zeer constant en heeft in de zomer het extra voordeel dat het koeler blijft. Mijn dieren gebruiken het slaaphuis ook bijna allemaal in de nacht, zelfs in de zomer.

Omdat ik het geluk heb een goede vriend met de benodigde kennis en toegang tot de juiste technologie te hebben, is alles technisch perfect uitgerust, zodat ik alles via één station kan instellen en schakelen.

Meestal zet ik half oktober de dekselverwarming van de slaaphuizen op minimaal 20°C ‘s nachts, en overdag stel ik, afhankelijk van het weer, de kasverwarming in op ongeveer 25°C. De warmtelampen branden afhankelijk van het buitenweer van ‘s ochtends tot ‘s avonds. Zodra de nachttemperaturen in de kas onder 20°C dalen, worden de schildpadden die zich in de zomer hun eigen slaapplaats in de kas mogen kiezen, naar bed gebracht als ze niet zelfstandig naar het slaaphuis gaan. Zo hoef ik alleen dit te verwarmen en niet de hele kas.

Vanaf eind oktober verlaag ik elke twee weken de nachttemperatuur met ongeveer 2°C, net zoals de kasverwarming, zodat ik begin december een stertemperatuur van onder de 8°C bereikt heb. Dit kan afhankelijk van het weer eerder of later zijn. Als richtlijn wordt vaak de feestdag van Sint-Nicolaas aangehouden. Totdat ook het laatste dier zich volledig heeft ingegraven, blijven warmtelampen, voedsel en water overdag beschikbaar. De dieren worden in deze periode trager, eten minder en blijven soms dagenlang in het slaaphuis – een normale voorbereiding. Sommige dieren komen na dagen slapen plotseling weer tevoorschijn, gebruiken de warmtelamp of eten nog wat.

Elke paar dagen bevochtig ik de grond in het slaaphuis om een basisvochtigheid te behouden. Op de foto is goed te zien wie de dag binnen en wie buiten heeft doorgebracht.

Rond november graven de eerste dieren zich volledig in en in december zijn de meeste in winterslaap. Enkele schildpadden zijn volledig ingegraven, terwijl anderen gewoon op de grond, in een kuil en alleen bedekt met bladeren overwinteren. Wanneer geen enkel dier na minstens een week meer opduikt, is het tijd om de sensoren van de dekselverwarming op het bovenste dier te plaatsen en bladeren in de slaaphuizen te leggen. Ook dit wordt bevochtigd en wekelijks gecontroleerd.

Nu zie ik mijn schildpadden ongeveer 3 maanden niet meer, maar ik heb TFA Dostmann Smart-thermometers bij de dieren geplaatst, zodat ik via mijn telefoon informatie over temperatuur en luchtvochtigheid kan krijgen.

Ongeacht wanneer de dieren zich ingraven, begint het proces omgekeerd weer in maart. Natuurlijk aangepast aan het weer buiten. Ik verwijder de bladeren en verhoog de nachttemperatuur tot 10-12°C, wat dan verder wordt verhoogd. De veranderde luchtdruk en de maartzon zorgen er meestal voor dat de dieren weer naar boven komen. In de loop van twee tot drie weken verschijnen de “modderklonten” aan de oppervlakte. De dieren die niet ingegraven waren, zijn uiteraard de eersten.

Zodra het eerste dier wakker is, wordt de heldere warme zonlamp weer aangeboden, en dit wordt meestal meteen gebruikt. De omgevingstemperatuur in de kas wordt dan snel verhoogd, zodat de dieren snel weer gaan eten. Mijn dieren beginnen binnen een tot twee dagen weer te eten. Dit moet goed in de gaten gehouden worden om post-hibernatie-anorexia snel op te sporen.

Tot slot, na ervaring met beide overwinteringsmethoden, kan ik zeggen dat de kuilhibernatie zowel voor houder als dier erg ontspannen is, omdat elk dier zich in zijn eigen tempo kan voorbereiden en zich kan ingraven. Natuurlijk kun je de schildpadden in de kuil alleen technisch en niet visueel monitoren, maar na de eerste spannende winter vertrouw ik erop dat de schildpadden, gestuurd door hun natuurlijke instincten, het juiste zullen doen.

Zelfs mijn Sophie, die voorheen nooit een winterslaap had, heeft dit vanaf de eerste winter bij mij geweldig gedaan, en verscheen in het voorjaar compleet vuil weer aan de oppervlakte.

En ja, het is nog steeds elk jaar spannend, de spanning en vreugde nemen toe met elk dier dat weer gezond tevoorschijn komt. De natuur is gewoon fascinerend 😊


Over de auteur:

Anke Rotzler, moeder van twee, houdt al 19 jaar Europese landschildpadden. Anke is expert op het gebied van voederplanten voor herbivore schildpadden en zet zich al jaren in voor vrijwillige adviesverlening voor het houden van landschildpadden, onder andere als lid van het adminteam in verschillende Facebookgroepen.